Als een kleine gesloten tent in een immens-open vlakte. Het is als in een fascinerende droom, die tegelijkertijd het karakter van een nachtmerrie kan krijgen. Je zit in een kleine, gesloten tent. Het is lekker warm en licht daarbinnen en je eigen spullen staan vertrouwd om je heen. De tentdoeken zijn geweven door de schering en de inslag van al je zekerheden, overtuigingen, standpunten, Geloofs-vastigheid, morele principes, enz. Dit is jouw wereld, waarin je je thuisvoelt. Misschien wat klein, maar daar ben je allang aan gewend. Je zou niet anders meer willen, wellicht. Dan opent iemand of iets een flap van die tent. Je vangt een glimp op van de enorme, donkere vlakte, waarin je tent staat. Of je ziet het verblindende licht, dat alles buiten in lichterlaaie zet en jou verblindt. De overzichtelijkheid van je tent wordt doorbroken. Er is zo ontzaglijk veel meer, buiten. Aantrekkelijk en afgrijselijk, boeiend en beangstigend, maar in ieder geval jouw eigen wereldje totaal doorbrekend en relativerend. Zoals dat befaamde televisie-eendje, dat zijn vervelende avontuurtjes altijd afsloot met: “Zij zijn groot en ik is klein, en dat is niet eerlijk!”

De overzichtelijke ruimte van jouw tentje blijkt ineens deel uit te maken van een immens-open vlakte. Dat kleine wereldje van jou blijkt een klein onderdeeltje te zijn van die enorme duistere uitgestrektheid. Of van die fel lichtende openheid, want dat heeft natuurlijk op jou hetzelfde effect. Ook dat verblindt je en bewerkt, dat je even niks meer zien kan. Wat is het? Fascinerend of huiveringwekkend? Vermoedelijk beide, want de grootsheid ervan kan je boeien, maar de kleinheid en verlorenheid van jou in die Werkelijkheid kan je zeer angstig maken. Je bent het houvast, dat je op je wereld en op jezelf had, kwijt. Je verliest de grond onder je voeten. Eigenlijk ben je niks. Of een minuscuul klein onderdeeltje van alles. Meer niet, minder niet. “Todo y nada”. (Johannes van het Kruis) Maar je bent ook “van hoge adel” (Meister Eckhart o.p.), want deel van het Ontzagwekkende Mysterie, dat “Werkelijkheid” heet.

Misschien was je wel op trektocht, om die enorme vlakte te ervaren en te verkennen. Wat doe je zo al in je vacantie, toch?! Je zocht die immense ruimte en je wist niet, dat zij er allang was, rondom je en in je. Dat je iets zocht buiten je, terwijl het in jou en in jouw leefwereldje allang aanwezig was. Dat jouw leven en jouw leefwereld er een onderdeeltje van waren. Waar je dus nooit uit kunt vallen, kome wat komt. En dat is even wennen: iets zoeken, dat jou allang gevonden had! Dit besef kan binnendruppelen als bij een lekkende kraan, maar ook doorbreken als bij een donderslag. Maar daarna zal dit besef jou nooit meer verlaten. Je hebt het gezien en ook al zal het in je gewone leven wel weer wat op de achtergrond raken, in je achterhoofd blijft het een vast gegeven.

En als iemand mij dan vraagt: “Ja, alles goed en wel, maar wat gelóóf je nu eigenlijk? Wat betekenen God en Godsdienst nu eigenlijk voor jou? Hoe verhoudt zich jouw Godsbeeld tot jouw moraal?” , en wellicht nog veel meer van die moeilijke vragen, dan zou ik eigenlijk alleen maar moeten antwoorden: “DIT ALLES”. En zo kom ik tot een wat speelse uitleg van het moeilijke theologische begrip: PAN-EN-THEÏSME.

Leo Raph. A. de Jong o.p.