En toen verliet Maria de hemel. Een Russisch verhaal; in aangepaste vorm bekend in het Boeddhisme, het Jodendom en in de westerse Christenheid.)

De dag van het Laatste Oordeel was aangebroken. Precies zoals voorzegd was in het Evangelie van Matteüs (hfdst.25) bliezen de engelen op de bazuinen. De doden werden uit hun graven opgewekt en in grote rijen opgesteld: de goeden aan de rechterzijde, de slechten aan de linkerkant. In alle macht en majesteit verscheen de verrezen Heer en nam plaats op de troon van gerechtigheid. Maria in haar titel van koningin van de hemel en van de engelen ging naast haar Zoon zitten.

De goeden werden opgenomen in Gods Licht, want “Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven, Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen……” En op de verbaasde vraag van de geredden: “Waar zagen wij U dan hongerig, of dorstig, of als vreemdeling…..?” klonk het overduidelijke antwoord: “Wat jullie de minsten der Mijnen hebt gedaan, heb je Mij gedaan!”. En toen begeleidden engelen de juichende zaligen de poort van de lichtende hemel binnen.

Daarop wendde de Rechter zich tot de mensen aan de linkerkant. Dreigend ging zijn arm omhoog om hen af te straffen voor al het leed, dat zij NIET hadden voorkomen, ja zelfs hadden veroorzaakt. Maar op dat ogenblik stond Maria op, verliet de rechtszaal en knalde de deur keihard achter zich dicht. Enorme consternatie! Het Laatste oordeel werd opgeschort en engelen werden gezonden om Maria te gaan zoeken. Tevergeefs. Zij was en bleef onvindbaar in de hemelse sferen. Toe ontbood de Eeuwige de aartsengel Gabriél, want hij had Maria al eens eerder gevonden, lang geleden, in Nazareth.

Gabriël ging dus terug naar de verwoeste aarde en naar de plaats waar eens het stadje Nazareth had gelegen. Het was duister, want de zon, de maan en de sterren gaven geen licht meer. En ja, daar vond hij Maria. Zij zat op een afgebrokkelde muur, die was overgebleven van het huisje, waar zij ooit had gewoond. Met haar hoofd in de handen zat Maria somber voor zich uit te staren. Voorzichtig benaderde Gabriël zijn koningin en boog diep.Toen zei hij:

“Wees gegroet, Maria, vol van genade. De Heer is met U. Gij zijt de gezegende onder de vrouwen en gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Uw Verrezen en verheerlijkte Zoon vraagt u beleefd maar dringend om terug te keren en uw erezetel weer in te nemen, zodat de hemelse rechtspraak zijn verdere beloop kan krijgen”. Maria keek niet eens op. “Ik kom niet!”, kwam uit haar dichtgeknepen mond. “Ja maar, Vrouwe, het Goddelijke recht moet toch zijn beloop hebben?” Geen antwoord. “Het is toch niet meer dan billijk, dat aan die ontelbare slachtoffers recht wordt gedaan en dat de daders gestraft worden?” Zonder een woord te spreken bleef Maria voor zich uitstaren.

Ten einde raad zei Gabriél: ” Maar wat moet ik uw verrezen Zoon dan melden, als ik terugkeer naar de hemel?” “Zeg mijn Zoon maar, dat ik geen voet meer in de hemel zet, als niet iedere levende en overleden ziel wordt gered!” En daarna bleef zij zwijgen en kon Gabriël met deze boodschap zijn terugreis beginnen.

Nu stond Jezus Christus dus voor de keuze. Hij kon Zijn gerechtigheid en Zijn juiste oordeel de voorkeur geven en dan Zijn moeder voor altijd verliezen. Of Hij kon absolute genade vóór recht laten gelden, zwaar schuldigen de toegang tot de hemel niet langer weigeren en zo Zijn moeder terugwinnen. Zijn Goddelijke keuze laat zich raden……..

Niet voor niets draagt Maria dan ook haar Goddelijke eretitel: “MOEDER VAN BARMHARTIGHEID”. Zoals de Engelse mystica Juliana van Norwich (ongev. 1350) het formuleerde: “All shall be well. All will be well!”.

Leo Raph. A. de Jong o.p.