Een tijdje terug liep ik, nieuwbakken pastor, in de supermarkt hier om de hoek in wat nu ook een beetje mijn Amsterdam is. Het was in de tijd van de pandemie, weet je nog? Voor de oorlog was dat. Ik droeg een warme pet, had oortjes in, de kraag van mijn jas opgezet en een mondkapje op. Er kwam een man op me af. Hij was met muts en mondkapje op al net zo onkenbaar als ik.
Al zag ik wel meteen dat hij dakloos was. Gek is dat.

Hij had zijn armen vol eten. Goedkoop brood. Chips. Kant en klaar noodles. Troep, oordeelde ik – dat zag ik ook meteen.
‘Wil je dit betalen?’, vroeg hij in gebroken Nederlands, ‘ik heb honger’.
Maar ik was me al aan het afkeren, geroutineerd bijna. ‘Nee sorry’, mompelde ik. En liep een andere gang in.

Daar, tussen nog weer schappen vol spullen die ik makkelijk zou kunnen kopen, bleef ik staan. Waarom eigenlijk nee?, dacht ik. Ik heb toch genoeg? Ik had nog net een tientje contant. En was dit niet nu mijn core business geworden? Mensen zien? In hartje Amsterdam?

Ik liep terug en gaf hem het tientje. Met zijn vrije hand greep hij mijn hand – geheel tegen de coronaregels in. Ik schrok van de aanraking. Hij zei, blij en opgelucht: O dank you! En meteen ook: Thank you Jesus. We stamelden een paar woorden tegen elkaar. Even later, toen ik wegliep, hoorde ik hem weer, thank you Jesus. Thank you Jesus.
Zo kreeg ik voor een tientje een geloofsbelijdenis. Kom daar nog eens om.
Ik moet trouwens nog even checken of ik het kan declareren bij de penningmeester. Beroepskosten.

2. Vandaag is het Pasen. Het feest van onze traditie. Vandaag komt het erop aan.
Als je hier zit, heb je waarschijnlijk wel enige sympathie voor Jezus’ verbluffende parabels en inzichten. Ook de gebaren die hij stelde blijven hun kracht houden. Misschien kun je ook geloven dat hij mensen aanraakte en genas. Waarom niet? En het kost je vast geen moeite om te geloven dat Jezus geëxecuteerd werd. De hardheid en wreedheid van machtsbeluste mensen was toen niet minder dan nu.

Maar kun je geloven dat het graf leeg was?
Dat hij opgewekt werd uit de dood?

We lazen de afgelopen tijd uit het evangelie van Johannes. Hij is de laatste evangelist, zijn verhaal is zeker zestig jaar na de dood van Jezus opgeschreven. Johannes hield van poëtische taal en van grote woorden. Maar vandaag, op het belangrijkste feest van ons geloof, nu het erop aan komt, hoorde u twee heel eenvoudige stukjes. Toch gebeuren er grote dingen in, door wat er wordt gegeven en door wat er niet wordt gezegd.

Eerst hoorde je dat de verrezen Jezus plotseling tussen zijn vrienden staat, terwijl ze de deuren angstig dicht hielden. Jezus wenst hen vrede en geeft hen – let op, want dit is groots – hij geeft hen: de macht om te vergeven – of niet. Met zijn adem doet hij dat. Een veelzeggend detail. Het herinnert aan zijn laatste adem op het kruis – hij gaf de geest – en aan het scheppingsverhaal waarin God de mens van stof kleit en adem inblaast.

Vergeving is een goddelijke macht – en het is net zo gewoon als dagelijks brood.
Hoor je hoe briljant dit is?

En vervolgens hoorde je de bijna koddige mededeling dat Jezus in het bijzijn van zijn leerlingen nog veel meer tekenen heeft verricht, tekenen ‘die niet in dit boek staan’. Vreemd toch? Je zou denken dat het evangelie draait om de held, om Jezus. Maar blijkbaar gaat het Johannes om iets anders: opdat wij geloven en leven.

Dan: Johannes vertelt van alles niet, in de verschijningsverhalen. Net als de andere evangelisten. Wonderlijk. Er wordt bijvoorbeeld niet gezegd: Jezus heeft gewonnen! Lekker puh! Er wordt niet gezegd dat de leerlingen wraak moeten nemen. Er staat ook geen aanklacht tegen de joodse en Romeinse machthebbers, tegen kerk en staat. En er staat al helemaal niet dat de opgestane een goddelijke gestalte is geworden zoals Hollywood hem zou maken, stralend en onkwetsbaar, een superheld met spierbundels, een strak pak en een mooi capeje.

Elke keer weer wijst Pasen ons erop dat onze normale reacties – wraak, schuld, morele superioriteit, heldendom – niet passen. Ze worden niet afgewezen, ze worden alleen niet genoemd. Ze doen er niet toe. Er staat iets anders op het spel. Er wordt ons iets anders aangeboden.

3. Wat dat is? Daar kun je een leven lang mee bezig blijven. Vandaag wil ik de aandacht vestigen op het collectieve van de opstanding. Iets dat aangereikt wordt door het oosters-orthodoxe christendom.
In de westerse verbeelding zijn in deze dagen van Pasen twee beelden van Jezus dominant. Je ziet ze daar, boven de plek van het oude altaar. Vooraan de gekruisigde: een naakte, bloedende man aan een kruis. Hoe haal je het in je hoofd om dat op te hangen. En daarachter, in het raam, de verrezen Christus, de hemelse koning.

Het boeiende is dat je nergens in de kerk alleen de koning kunt zien. Altijd hangt dat enorme kruis ervoor. Alsof Pierre Cuypers met zijn ontwerp wilde zeggen: dit is het patroon. Er is geen verrijzenis zonder kruis, geen Christus zonder Jezus, geen nieuw leven zonder dood. En dat herkennen we, in het klein, in ons eigen leven.

In het westerse christendom is hier overigens ook een karikatuur van gemaakt. Generaties gelovigen kregen te horen dat het erom ging dat je Jezus moest danken, zodat je na dit aardse tranendal in de hemel kwam. Het geloof als een privé-reddingsplan.

In het oosters-orthodoxe christendom is men de opgestane Christus anders gaan verbeelden. Volgende week vieren oosters-orthodoxen, inclusief de Russische én de Oekraïense gelovigen, hun Paasfeest. Ook de duizenden vluchtelingen in ons land.

In de orthodoxe iconografie ziet de opgestane Christus er anders uit. Niet als een eenling die de dood overwint om ons, eenlingen, te helpen dan wel een lesje te leren. Christus is hier degene die de ketenen van de dood verbreekt en die een lange stoet mensen bevrijdt uit de duisternis. Hand in hand lopen ze achter hem aan.

De opstanding is in de orthodoxe kerken minstens zo mysterieus als in de westerse kerken, maar het is allereerst een collectief gebeuren. Jezus Christus is uniek, zeker, maar meer nog is hij de eerste. Wij komen er achteraan. Allemaal.

Ik vind dat wel leerzaam voor ons, individualisten. We zijn zozeer geneigd om alles te benaderen als een individueel of persoonlijk probleem. Zelfs onze gezamenlijke problemen benaderen we zo. Verbeter de wereld, begin bij jezelf.
Maar daar redden we het niet meer mee.

Want moeten we niet, juist in deze tijd, constateren dat alle grote vraagstukken collectieve problemen zijn? Het uitsterven van dieren, klimaatverandering, oorlog in Europa, corona, economische ongelijkheid, wankelend vertrouwen in de democratie, miljoenen die geestelijke nood ervaren: het zijn allemaal problemen die systemisch zijn, die te maken hebben met hoe wij onze samenleving ordenen en organiseren. We kunnen ze alleen samen aanpakken.

De vraag is dan: hoe kunnen we meer collectief denken en doen?
Of liever: hoe kunnen we elkaar vasthouden en helpen opstaan?

Eerlijk gezegd: dat weet ik nog niet goed. Ik ben zelf te zeer gevormd door onze cultuur van zelfkennis en zelfverwerkelijking. Een geslaagd leven – we krijgen die boodschap nog steeds ingepeperd – dat is als het jou goed gaat.

Terwijl we moeten gaan zien dat dat anders zit. We voelen dat soms ook zo. Want: kan ons leven hier echt goed zijn als er in Oekraïne oorlog is? Kan ons leven nu echt goed zijn als de levende aarde sterft? En stel – een gedachtenexperiment – stel dat je later in de hemel bent beland. Kun je daar dan echt gelukkig zijn, als je weet dat anderen in de hel zitten?

4. Stel nou dat Pasen niet over jou en mij gaat, maar over ons. Hoe kunnen we dat meer gaan zien en eruit gaan leven?
Misschien kunnen we beginnen te zien dat wij maar ten dele individuen zijn. Puur biologisch ben je al een samenspel van allerlei levensvormen, dat heb ik al eens geschetst, maar dat is ook in andere opzichten zo. Wat ik ik noem is en wordt voortdurend gevormd door anderen: familie, geliefden, vrienden, leraren, buren. Ons ik is ook een wij. Je voelt dat ook gebeuren nu we na corona weer samen kunnen vieren en zingen: we worden er vitaler van.

Het zijn maar kleine voorbeelden. Als jij bij jezelf nagaat uit wie jij allemaal bestaat, kom je waarschijnlijk ook tot een soort weefsel. Ook jouw ik is een wij.

Dat geldt ook voor Jezus. Zijn ik was al bij leven een wij. Hij liet zich zenden door Johannes de Doper en trok van meet af aan met mensen op. Leerlingen, vrienden, vriendinnen, reisgenoten. Hij trok mensen aan en zond ze erop uit. Jezus was een beweging, van vrouwen en mannen. Zijn ‘ik’ was zelfs zo poreus dat hij zich één wist met God.

Na zijn dood werd Jezus pas echt Christus. Dat betekent: nog veel meer wij. Je kunt naar Pasen kijken als naar een op zichzelf staande gebeurtenis. Maar wat we in feite hebben zijn de ervaringen van die eerste groep: zij zagen dat het graf leeg was, zij kwamen een tuinman tegen, een man onderweg naar Emmaus. Zij merkten op dat hij opeens tussen hen in stond. Dat zij zijn geest ademden.

Zij merkten dat zij zijn lichaam werden, als ze brood en wijn deelden.

5. Vandaag is het Pasen. Het feest van onze traditie. Vandaag komt het erop aan.
Afgelopen week zei iemand uit deze gemeenschap: ‘Vroeger geloofde ik er vast in, in de Opstanding. Maar ik zag niet dat er heel veel kleine opstandingen zijn. Nu is het eerder andersom. Ik zie mezelf en anderen steeds weer opstaan, uit pijn en rouw en moeite. Heel wonderlijk soms.

Maar wat ik met de Grote Opstanding moet?’

Ik ben blij dat jullie hier zijn, en thuis ook, om de Grote Opstanding te vieren. Om het vermoeden te voeden dat wij, zoals Timothy Radcliffe zegt, gebouwd zijn om samen een thuis te zijn voor God die liefde is.

Om het vermoeden te voeden dat mijn ik van ons afhangt.
Dat we elkaar kunnen helpen opstaan. Keer op keer.
Dat Christus midden onder ons is.
Ons vrede wenst.
En vergeving ademt.
Opdat wij leven.
Thank you, Jesus.

April 2022, Arjan Broers
Pastor Dominicuskerk Amsterdam