De grootste verandering in de afgelopen periode was voor mij het thuiswerken. Ik heb een fulltime baan. Normaal gesproken wisselen volle dagen met veel overleggen in Den Haag zich af met reizen binnen Europa. Tussen de meetings is er altijd tijd om even een kort praatje te maken met mijn collega’s: een grapje over een belachelijke interventie in de vergadering; een trotse mededeling over een zoon of dochter die schittert in een toneelstuk op school; of een compliment over een outfit- de inhoud van die uitwisseling is niet beslissend. Die inhoud is slechts smeermiddel voor het contact. En echte uitwisseling is er dan, al is het maar voor even, bij de koffieautomaat, of tijdens de wandeling van de ene naar de volgende vergadering.
Op 13 maart veranderde mijn werkdagen ingrijpend. We moesten geheel vanuit huis gaan werken. Het kantoor was gesloten. Het was crisis dus moest er veel vergaderd worden. Iedereen wilde met iedereen overleggen en wacht eens, die en die moesten we ook nog informeren. Mijn dagen begonnen ’s ochtendsvroeg met videovergaderingen. Tijdens de videocalls moest ik mijn microfoon ‘muten’ want ik werd ondertussen gebeld op mijn telefoon, en tijdens die telefoongesprekken moest ik nieuwe bellers wegdrukken, en ontving ik appjes en smsjes met in hoofdletters ‘DRINGEND’ en ‘TERUGBELLEN’.
Het was hectisch. De videogesprekken gingen de hele dag door, als de ene was afgelopen begon meteen de volgende meeting want er was altijd wel een nieuw brandje te blussen. Zo zat ik de eerste weken van de quarantaine op mijn studeerkamertje, van ’s ochtends vroeg toe ’s avonds laat, elk half uur in weer een volgende meeting, met nieuwe gezichten uit Maastricht, Twente, Den Haag en Brussel op mijn computerscherm.

Die eerste weken leefde ik op adrenaline. Het waren lange werkdagen en wat bereikten we veel. We identificeerden problemen, we zetten dingen op poten, we bedachten structuren om te werken in deze nieuwe omstandigheden en we kwamen met oplossingen. We gingen door ramen deuren. Deze speciale omstandigheden vroegen om bijzondere maatregelen en dat kregen we nog voor elkaar ook.
De meetings waren kort en efficiënt want iedereen had nog honderd andere dingen op zijn lijstje voor vandaag en trouwens, je werd alweer verwacht in de volgende vergadering. Tijd voor praatjes over kinderen, vakanties of het weer was er niet maar dat miste ik ook niet. De saamhorigheid onder de collega’s was groot: we gaan deze klus samen klaren. Het liep lekker en wat was er veel te doen. Bovendien was het heel duidelijk wat de noodzaak was van alle acties die we ondernamen. Er waren concrete problemen en mijn inspanningen droegen bij aan een de oplossing. Zelden heb ik zo weinig vraagtekens hoeven zetten bij de zin van mijn werk. Ik leefde op adrenaline- en dat was behoorlijk lekker.

In de tweede week had ik een droom. In een werkkamer werd ik omringd door mensen, met een opvallend kenmerk: de lichamen ontbraken. Lachende, kletsende, fronsende hoofden stonden op tafel, in de boekenkast en op het bureau. Ze praatten tegen mij en reageerden op mij, vanuit de vensterbank of vanaf de strijkplank. Ik vertelde de droom aan mijn man en kinderen en we lachten erom. Dat gekke videobellen ook, grappig hoe dat terugkomt in het onbewuste.

Na een week of drie begon het nieuwe werkregime te schuren. Die droom was niet alleen maar lollig, maar bleek een voorbode van mijn grootste gemis in de Coronaperiode. In mijn werk wisselde ik volop informatie uit met mijn collega’s, vanuit mijn hoofd, cerebraal, verstandelijk. Maar wat ik miste was echt contact, van hart tot hart.
Bovendien had ik door de drukte van mijn werk geen tijd meer genomen om mijn ziel te laven. Normaal gesproken doe ik dat door af en toe een mooie tekst op te pakken. Ik ben altijd bezig in een boek en meestal wissel ik een spiritueel boek af met een literaire roman. Dat lezen brengt me in een andere sfeer en doet me vragen stellen over mezelf: wat zou ik doen in die situatie? Hoe zie ik vriendschap?

Wat betekent moederschap voor mij? Door die drukke dagen had ik ’s avonds helemaal geen puf meer om een boek op te pakken. Ook waren mijn lange wandelingen in de natuur met de hond teruggebracht tot minimale uitlaatrondjes in mijn woonwijk. In de corona quarantaine waren bovendien de yogalessen gestopt. Voor mij zijn die sessies weldadig, zeker ook het rekken en strekken maar ook de afsluiting met een gezamenlijke meditatie. In de yoga zegt men wel dat de flexibiliteit van de geest wordt weerspiegeld in het lichaam. Welnu: ik werd behoorlijk stram en star.
Na een maand werd ik kort aangebonden. Op volstrekt redelijke verzoeken van onze pubers, die toch ook maar van de ene op de andere dag zich moesten zien te redden achter hun laptopje thuis in plaats van in het schoollokaal, reageerde ik kribbig of helemaal niet. En wat voor mij altijd een belangrijke wegwijzer is: ik begon het vermogen om ontroerd te raken te verliezen. Normaal gesproken kan ik geraakt worden door een ontluikende bloem, door een nieuwsbericht, door een huppelende peuter op straat, of door de trouwe blik van mijn hond. Ik bedacht me dat ik afgelopen dag, wat zeg ik: afgelopen week niet één moment had gevoeld van ontroering.

Toen besloot ik het roer om te gooien. De yogalessen waren weliswaar gestopt, maar er is natuurlijk voldoende online aanbod. Ik plande voortaan meerdere sessies per week in. Die wandelingen in de natuur, in mijn eentje, zijn een voorwaarde voor een goede week. De weekends begonnen vanaf nu weer met een lange wandeling, en de rest organiseerde ik daar omheen. Ik koos een boek, lekker licht, voor de avonden, al las ik maar een paar bladzijden. Ik maakte een afspraak met een vriendin voor een wandeling (op anderhalve meter). De sportlessen met mijn woensdagclubje werden vanaf nu online gegeven, ieder sportend vanuit zijn eigen slaapkamer of tuin. Het was fijn om de vaste deelnemers te zien en kort te horen hoe zij voeren in deze tijden.

De mens is een relationeel wezen, zei Augustinus. Dat merkte ik ook toen ik mijn bejaarde oom na drie maanden weer mocht bezoeken in het verzorgingshuis. Al die tijd had hij geen bezoek mogen ontvangen. Mijn oom was al mager, en in afgelopen maanden was hij nog meer afgevallen. Zijn dagelijkse ommetje was hem ontnomen en al dat thuiszitten had zijn spieren verzwakt. Wankeler, magerder, krommer dan voorheen vouwde zijn lichaam zich om de rollator. Ik ging tegenover hem zitten, met mijn mondkapje op, en hij begon te vertellen. Halverwege zijn zin schraapte hij zijn keel en nam hij een slokje water.

‘Ik ben niet meer gewend om zo lang met iemand te praten.’

De coronaperiode heeft me niets nieuws geleerd maar het heeft me dezelfde lessen nogmaals op het hart gedrukt. Adrenaline is heerlijk maar louter en alleen op adrenaline redden wij, relationele wezens, het niet. Liefde ontvangen en liefde doorgeven, al is het tijdens het praatje bij de koffieautomaat, maakt ons compleet. En om open te kunnen staan voor die liefde, en om die liefde te kunnen doorgeven, is ruimte en zachtheid in onszelf vereist. Die ruimte moeten we onderhouden en voeden. Ieder doet dat op zijn eigen manier. Voor mij is nog maar eens gebleken hoezeer yoga, stilte, natuur en geestelijke inspiratie voorwaarden zijn voor een veerkrachtig en liefdevol gemoed.

Willemijn Dicke

Rotterdam, juli 2020