De drie Maria’s aan het graf : Jan van Eyck in het Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam (bron: Wikipedia)

Na de sabbat, bij het aanbreken van de eerste dag der week, kwamen Maria Magdalena en de andere Maria naar het graf kijken. Plotseling ontstond er een hevige aardbeving en een engel van de Heer daalde uit de hemel, kwam naderbij, rolde de steen weg en zette zich daarop neer. Hij straalde als een bliksemschicht en zijn kleed was wit als sneeuw. De bewakers begonnen van schrik voor hem te beven en het leven scheen uit hen geweken. De engel sprak de vrouwen aan en zei: “Gij behoeft niet bevreesd te zijn; ik weet dat gij Jezus zoekt, de gekruisigde. Hij is niet hier. Hij is verrezen zoals Hij gezegd heeft; komt zien naar de plaats waar Hij gelegen heeft. Gaat nu terstond aan zijn leerlingen zeggen: Hij is verrezen van de doden, en nu gaat Hij u voor naar Galilea; daar zult gij Hem zien. Dat had ik u te zeggen.” Terstond gingen zij weg van het graf, met vrees en grote vreugde, en haastten zich het nieuws aan zijn leerlingen over te brengen. En zie, Jezus kwam hen tegemoet en zei: “Weest gegroet.” Zij traden op Hem toe, omklemde zijn voeten en aanbaden Hem. Toen sprak Jezus tot hen: “Weest niet bevreesd. Gaat aan mijn broeders de boodschap brengen dat zij naar Galilea moeten gaan, en daar zullen zij Mij zien.”
(Mattheus 28)

Overpeinzing
De drie Maria’s die ons bekend zijn uit het evangelie en intens met Jezus verbonden zijn als moeder en als geliefden, staan bij het lege graf. De engel van de Heer kiest deze vrouwen uit voor de Goddelijke Boodschap van Heil: “ Jezus is niet hier. Hij is verrezen zoals Hij gezegd heeft.”
De vrouwen blijven niet in hun verdriet; zij blijven niet in ons menselijk lijden, maar gaan weg van het graf met vrees en grote vreugde. Het zien van het heil komt niet van de mens, maar van de Boodschapper van God: de Engel. De vrouwen hebben het mysterie van het Heil in heel hun wezen en in hun heel hun verdriet tot zich gelaten en dan komt Jezus hen tegemoet.
De schilder Jan van Eyck begrijpt de heilsboodschap van Mattheus: in zijn afbeelding van Mattheus staat de engel centraal, de vrouwen luisteren, de vertegenwoordigers van de macht slapen en het oude Jeruzalem is slechts een achtergrond.
Vrouwen: “ Gaat aan mijn broeders de boodschap brengen dat zij naar Galilea moeten gaan, en daar zullen zij mij zien.”
Ga naar Galilea en daar zul je de opgestane Heer zien. Vertaald naar ieder mens: het oude heeft afgedaan; de oude macht is niet meer, zoek het heil niet in het verleden, maar ga op weg en vind de Opgestane Heer.

De schilder zet de mensen in 1420 op het spoor van Mattheus.
De dichter verwoordt het opnieuw voor ons in ‘Als het blauw blauwer wordt’:

ALS HET BLAUW BLAUWER WORDT 
Als het blauw blauwer wordt hoog aan de hemel,
de narcissen geler in het groenere gras.
Als eierschalen breken,
Vogels op en aan vliegen
om aas te voeren
en fris getjilp de ochtendnevel doorklieft.

Dan herleeft de natuur
na zijn winterdood.
En de mens?
Wat heeft de mens nodig om op te staan
zijn oude ik achter te laten
in zijn dood versleten winterjas?

Paasgeloof.
Geloof dat
Elke grafsteen kantelen kan,
elk goddelijk licht duisternis doorbreekt.
Geloof in
de kracht van het leven
sterker dan de leegte van de dood.
Geloof dat verrijzenis gebeurt.

© Kathleen Boedt

 

De vastenmeditaties zijn in de Veertigdagentijd verzorgd door Theo Ruiter OP.
Deze meditaties zijn hier terug te lezen.