Wanneer overkomt het mij, dat ik ergens geen woorden meer voor heb; dat ik sprakeloos word? Ik zou zeggen: als de werkelijkheid zich naakt aan mij laat zien, zonder dat ik mijzelf afscherm of bescherm met woorden en gedachten-constructies. Zonder dat ik een greep op de werkelijkheid probeer te krijgen: die werkelijkheid probeer te ‘begrijpen’.

Er is niks mis met dat proberen te begrijpen. Maar het is erg goed om soms te ervaren, dat de werkelijkheid grootser, meer indrukwekkend, soms mooier, soms meer duister, soms onbegrijpelijker is, dan wij dachten. En ook ikzelf ben een deeltje van de werkelijkheid. Het is dan ook een reusachtige opgave om jezelf echt te leren kennen.

Op jonge leeftijd bemerkte ik al, dat er een kloof zit tussen de werkelijkheid, en mijn begrijpen van die werkelijkheid. Het was in de film ‘Bambi’ van Walt Disney. Bambi is een pasgeboren hertje, dat samen met zijn wijsneuzige vriendje ‘Stampertje’ de vreemde wereld gaat verkennen. Ze komen bij een groot veld vol met felgekleurde ‘dingetjes’. ‘Wat is dat?’, vraagt Bambi. ‘Dat zijn bloemen’. Plotseling vliegt er een geel ‘dingetje’ op uit dat veld. ‘Bloem’ zegt Bambi, trots op zijn nieuwe kennis. ‘Neen’, zegt zijn vriendje, ‘dat is een vlinder’. Even later vliegt er met grote snelheid een ander ‘ding’ over het veld. ‘Vlinder?’ vraagt Bambi, die wat voorzichtig is geworden. ‘Neen’, zegt stampertje, ‘Dat is een vogel’.

Zo doen we dat om de werkelijkheid te leren begrijpen: wij geven namen aan de dingen, delen ze in, maken er soorten en families van, zodat wij er meer greep op krijgen en ook om ze beter kunnen hanteren en zelfs manipuleren. Maar dat gebeurt allemaal aan onze, menselijke kant van de werkelijkheid. De dingen zijn en  blijven wat ze zijn, hoe wij ze benoemen of niet benoemen. Geen een duif zal verbaasd omkijken, als ik roep: ‘HÈ, daar vliegt een olifant!’ Het zal de werkelijkheid worst wezen, hoe ik haar benoem of niet benoem.

En vaak moet ik dan ook mijn begrip aanpassen, omdat er nieuwe aspecten uit de werkelijkheid opdoemen, die wij eerst nog niet zagen. Wij noemden het kleinste stukje van de werkelijkheid ooit een ‘atoom’ – dat betekent ondeelbaar – , omdat het ondeelbaar was, tenminste, dat dachten wij. Nou, dat weten we nu echt wel beter, sinds we te maken kregen met atoomsplitsing. Zo is de werkelijkheid als een ontzaglijke watervlakte, waar we steeds een deeltje van proberen te ontginnen, door het in te dijken met onze begrippen en wetenschap. Zodat we dat gedeelte  kunnen gebruiken. Komt er ooit een einde aan dat indijken van nieuwe stukken werkelijkheid? Ik weet haast wel zeker van niet. Hoe is onze kennis van de geneeskunde niet ontzaglijk gegroeid in de laatste eeuw? Het einde is gelukkig niet zichtbaar.

(Wordt vervolgd.)

Leo Raph. A. de Jong o.p.