En toen viel voor het eerst het woord ‘God’. Dat mag wellicht vreemd lijken, als het over mystiek gaat, maar het is een woord, waar mystici terecht heel terughoudend mee zijn. Want het woord ‘God’ is als een container: ieder duwt er alle mogelijke betekenissen in. Als iemand mij op de Hoogstraat vraagt, of ik in God geloof, dan zou het beste antwoord zijn: ‘Ik zou het bij God niet weten!’.
Want ik weet echt niet, wat de vragensteller onder dat woord verstaat en misschien roept het bij hem/haar een beeld op, waarvan ik zou zeggen: ‘In die God geloof ik absoluut niet!’. Het woord ‘God’ is dè verzamelplaats voor alle mogelijke projecties, die veel meer over ons zeggen, dan over God. Daarom durfde Meister Eckhart o.p. Rond 1315 in een preek te zeggen: ‘Ik bid God iedere dag mij van God te verlossen’.
Zo zou God de kruistochten gewild hebben en de dood van zogenaamde heksen op de brandstapel. God zou een strenge rechter zijn, die mensen zal veroordelen en slechts een ‘kleine rest’ zou redden. God wil de dood van ongelovigen, tenzij ze zich bekeren, vinden radicale Moslims en vonden de Katholieke inquisiteurs.
God is het verder natuurlijk eens met de Rooms katholieke kerk, of met de gereformeerde kerken, of met de Moslims, of met de Joden, of met de……………
Wat een bevrijding, als je dan kunt zeggen: ‘Ik weet, dat ik het niet weet’. Want dat precies is de betekenis van een mysterie: iets, dat niet-te-kennen is. Zo kreeg een beroemd Engels Middeleeuws mystiek boek de titel mee: ‘The Cloud of Unknowing’: De Wolk van het niet-weten. Vandaar ook , dat in de mystieke tradities zo vaak gewezen wordt op de grote waarde van de stilte, van het zwijgen. Want waar woorden toch tekort schieten, is zwijgen het beste antwoord.
Dus als je toch iets over God wilt zeggen, dan is de eerste en voornaamste zekerheid, dat Hij/Zij aan al onze kennis en woorden, aan al onze beelden en begrippen ontsnapt. God is voorbij de muur van onze woorden, begrippen en gedachten-constructies. God is dus te zoeken in dezelfde oneindige vlakte, die wij in vorige hoofdstukjes ‘De Werkelijkheid’ noemden. Maar is dan die oneindige ruimte, waarin alles bestaat en leeft, waarin alles bestond en geleefd heeft, wellicht de minst slechte omschrijving van het woord ‘God’? ‘Inderdaad’, zei dezelfde Meister Eckhart o.p.: ‘Esse est deus’: de Werkelijkheid zelf is God(delijk). God is dus nergens anders dan overal. Of zoals Meister Eckhart o.p. Het in een andere preek omschreef: ‘God is als een enorme bol, waarvan het middelput overal, en de omtrek nergens is’. Want als God iets is, dan is Hij/Zij zeker oneindig, dus grenzeloos. En niet zoals alle andere dingen: begrensd bestaand. God is dus nooit een-van-de-velen.
(Wordt vervolgd.)
Leo Raph. A. de Jong o.p.