God is nooit “een van de velen”. Je kunt dus niet zeggen: Er bestaat een theepot en een boom, een olifant en een oceaan, een berg en God. God is niet een van de bestaande dingen. Want dan zou Hij/Zij direct beperkt zijn, een-tussen-anderen, het ene en niet het andere. In die zin ‘bestaat” God dus niet.
Maar het is evenmin waar, dat God niet bestaat. Want ook met deze uitspraak passeer ik de muur en begeef mij op het terrein, dat voorbij alle begrippen en woorden ligt. Hoe dus te spreken over de Onnoembare?
Maar is er wellicht iets van dat Licht van achter de muur te ervaren? In de diepe stilte, die als grond aanwezig is in onze geest? In het besef, dat er in de leegte van het niet-weten ook ruimte voor vrijheid en creativiteit gegeven wordt? In de liefde en de vriendschap? In de schoonheid van een symfonie van Mozart? In de ervaring, dat er meer is dan er is? In de duisternis van de hoop tegen alle wanhoop in? In de kreten om hulp: “mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?”
Het ontzaglijk moeilijke van de mystiek is het leren loslaten van alles, wat ons een bepaald gevoel geeft van “de zaak in de hand te hebben”. Dit kunnen verstandelijke begrippen zijn, maar ook het overmatig vertrouwen op eigen kracht, eigen geld, eigen macht, eigen levensontwerp, eigen gelijk. Dit loslaten wordt dan de overgave aan de alom aanwezige God. “Vader, in Uw handen beveel ik mijn geest”.
Ook in het zogenaamd “gewone leven” komt dit loslaten voor. Als je je iets niet meer herinneren kan, zeggen we vaak: “Even niet aan denken!”. Het is heel wijs om over een belangrijke beslissing “Eerst een nachtje te slapen”. Musici vertellen, dat zij een concert uiteraard tot in de puntjes moeten voorbereiden, maar het dan bij de uitvoering moeten loslaten en zich overgeven aan de muziek. Dan komt soms de ervaring: “Ik was het niet meer, die de piano bespeelde, maar de muziek speelde zichzelf via mij”. Ook schrijvers kennen soms de ervaring, dat het “verhaal zichzelf begint te vertellen”. Zij behoeven het alleen nog te noteren. Het gebeurt dan ondanks mij, dank zij mij.
Precies over deze ervaringen gaan wij dan ook in oorsprong religieuze benamingen gebruiken: we spreken over “inspiratie”, en dat betekent oorspronkelijk: “Door Gods Geest ingegeven”. Logisch, dat soms ook het beluisteren van een werk van J. S. Bach, of het lezen van een indrukwekkend gedicht of een goede roman ons tot in ons binnenste kan raken en beroeren, ontroeren. Dat het ons aanspreekt en soms zelfs tot daden oproept. Wat is “roeping” anders dan zó aangeraakt worden?
(Wordt vervolgd.)
Leo Raph. A. de Jong o.p.