“Ik vraag je geduld te hebben met alle onopgeloste vragen in je hart
en te proberen de vragen lief te hebben.
Zoek niet naar de antwoorden,
die kunnen niet gegeven worden.
Want antwoorden zijn het leven niet.
Het gaat er om, te leven.
Leef de vragen.
Misschien leef je dan,
geleidelijk aan, zonder het te merken,
in de antwoorden”.
( R.M. Rilke)

‘Alle onopgeloste vragen in je hart’. Herken je die vragen?

“Waarom laat God toe, dat er tienduizenden onschuldigen de dood in worden gedreven door bombardementen en beschietingen; in wankele bootjes de zee oversteken en dan vaak verdrinken; klem komen te zitten in het niemandsland tussen gesloten landsgrenzen; mannen, vrouwen, kinderen, zelfs babies? Waarom moest mijn geliefde zo jong sterven aan kanker?  Waar was God in de concentratiekampen?”

Heb die vragen lief, zei Rilke. Want het zijn eerlijke vragen, die bovendien heel vaak hun oorsprong vinden in een diep gevoel van medeleven, van barmhartigheid. Zoiets verschrikkelijks mag toch niet gebeuren?!
O, ik wéét het: er zit een beeld van God achter, dat – zoals alle beelden van de Onafbeeldbare – onwaar is. God is geen poppenspeler, die de touwtjes van de wereld in handen heeft en dus de poppen naar eigen hartelust kan laten dansen of laten vallen. Maar dat is pure theorie; het lege, machteloze gevoel blijft!

‘Het lege, machteloze gevoel blijft’. Mijn geest is vol van leegte, van het niet-meer-weten; ik moest mijn verlangen om iets te kunnen doen of betekenen loslaten. Ik ben machteloos overgeleverd aan de werkelijkheid. Ik ben leeg! Maar precies die lege ruimte, of die ruime leegte, die ik dan ben, is dat gevoel van medelijden, van barmhartigheid. “De ene afgrond roept de andere afgrond binnen”, zei de Dominicaan J. Tauler o.p. In een preek: de afgrond van het niet meer weten, van de onmacht, roept de afgrond binnen van de ONBEGRIJPELIJKE, van God, die hier in een ontroerende ervaring wordt herkend: God is die barmhartigheid. Even machteloos als Jezus van Nazareth aan het kruis. Maar even duidelijk het teken van oneindig ver gaande mensenliefde. ‘God is liefde, en wie in liefde is, is in God en God is in hem of in haar…’, schreef de evangelist Johannes. Vaak is het machteloze liefde, maar in al haar kwetsbaarheid zo ontzaglijk mooi. En steeds naar mogelijkheden zoekend om toch iets te doen: een klein beetje licht te brengen in die afschuwelijke duisternis. Zoals een Joodse spreuk zegt: ‘Vervloek de duisternis niet. Steek liever een lichtje aan’. Vreemde, lieve God, te mooi om niet waar te zijn.

(Wordt vervolgd.)

Leo Raph. A. de Jong o.p.