Al sinds de oudheid zijn de gebouwen van een klooster geconstrueerd rond een kloostertuin. Dit werd overgenomen van de bouwstijl van de grote Romeinse villa’s. Dit gaf comfort. De kamers konden uitzien op een rustige binnentuin, terwijl het straatverkeer en het kabaal van de stoffige straat buitengesloten werden. Water in een vijver of een fontein gaf de sensatie van koelte in de vaak hete streken. Soms werd het water zelfs door het huis geleid om nog meer koelte te bewerken.
De bouwkundige situatie van het klooster kreeg ook een Godsdienstige tekenwaarde, een religieuze interpretatie. Centrum van het gebouw is niet de kerk of het tabernakel, de bibliotheek of de werkplaatsen, ook niet de woonruimte van de monniken of zusters. Centrum is de lege, open ruimte van de binnentuin! Alles in het klooster – leven, slapen, werken, studie, het ontvangen van bezoekers of leerlingen, gebed, meditatie, sterven, – alles vindt plaats rond de Lege Ruimte, of de Ruime Leegte.
Spiritueel gezien kan dit aangeven, dat de mensen, die een klooster bewonen of bezoeken, op zoek zijn naar de/het grote onbekende en niet-ingevulde. Al het doen en laten in een klooster cirkelt rond het Mysterie. Op alle mogelijke manieren probeert men, wat nooit tot voltooiing kan komen; nooit in de houdgreep kan worden gekregen; nooit kan worden be-grepen. Centraal in het klooster staat het niet-weten, het zoeken en het verlangen naar die Vreemde, Nabije, open ruimte, die rust en herademing biedt en die wij voor het gemak vaak “God” noemen.
God is dus als nooit door ons te doorgronden – zelfs niet door de mooiste dogma’s – maar ons altijd verlokkend om die oneindige ruimte die Hij/Zij is, liefdevol te verkennen. Augustinus schreef: “Onrustig is ons hart, tot het rust vindt in U”. En: Gij zijt mij meer nabij, dan ik mijzelf nabij ben: Interior intimo meo”. Zo nodigt de kloostertuin ons ook uit om de binnentuin-in-onszelf te ontdekken.
In de kloosters werd de binnentuin vaak gebruikt voor het kweken van geneeskrachtige kruiden. Alweer een krachtig symbool. Die lege ruimte van stilte, van tijdloosheid en van niet-weten, kon wel eens een heel heilzame kracht zijn in ons boordevolle, gejaagde, gespannen leven van alledag. En soms werden de overleden kloosterlingen bijgezet in de binnentuin: zij rustten in God.
Zo is er ook in ieder van ons een heilige Lege Ruimte, of Ruime Leegte. Velen, die wij nu mystici noemen, maakten zich die “tempel-in-zichzelf”- Con-templ-atie – bewust, leefden er met hun aandacht en liefde in en probeerden anderen er de weg naartoe te wijzen. Dat is, wat wij ook in het Leerhuis Spiritualiteit beogen. Uit de vele methodes, die gebruikt kunnen worden om die innerlijke wereld van het Mysterie te bereiken, kozen wij de stroom, die in ons eigen vier-stromen-land – Rijn, IJssel, Schelde, Maas – een diepe, ondergrondse rivier vormt. Vandaar onze grote belangstelling voor de Dominicanen Meister Eckhart o.p. Suzo o.p. Tauler o.p. (1300-1360) en Cusanus o.p. (1401-1464 ) Niet zozeer in hun historische betekenis, maar meer wat zij voor ons en in onze tijd te zeggen hebben. Wij noemen dit dan ook: “Mystiek op straatniveau”.
Wij praktiseren ook een vorm van Zen-meditatie, die ons inziens goed aansluit bij deze Rijnlandse mystiek. En waar mogelijk gaan wij in gesprek met vertegenwoordigers van andere mystieke wegen, want wij zijn ons ervan bewust, dat heel veel goede wegen kunnen leiden naar het Mysterie, dat wij in onze traditie “God” noemen.
“Op weg naar Hem;
Op weg naar Haar:
het ene Zijn, dat alles verbindt.
De Liefde, totaal,
de Harmonie en Schoonheid.
Het ene Zijn, dat alles verbindt.
(Uit de Soefi-traditie.)